Dromerig kijk ik vanaf de bedrand naar buiten.
Ik zie een klein fietsje staan. Een héél klein fietsje..
Mijn gedachten flitsen opeens naar 30 jaar eerder. Maar ik blijf geconcentreerd kijken naar het heden. Naar dat eenzame fietsje daar op het wandelpad.
Slechts luttele seconden later, zie ik een jochie lopen. Blond haar. Van plan om op zijn fietsje te stappen.
Plotseling ziet hij een vogeltje fladderen, en nog één. Het fietsje blijft nog even staan.
Hij kijkt aandachtig naar de vogels die een voorjaarsdans maken om zìjn fiets.
Hij kijkt aandachtig naar de vogels die een voorjaarsdans maken om zìjn fiets.
De vogeltjes zien het jochie niet. Alleen elkaar nog.
Het jongetje ziet niets meer, alleen nog de dansende vogeltjes .. overrompeld door het lente-liefdesspel van deze twee koolmezen.
Het is vast de eerste keer dat hij dit ziet.
Mijn staren veranderd langzaam in heimwee. Ik denk aan een ander jongetje.
Ook blond. Hoogblond.
Niet klein meer, maar waarschijnlijk nóg groter. Nooit echt klein geweest eigenlijk.
En ik herinner me hoe hij met eenzelfde gefascineerde blik kon kijken naar een pissebed of torretje. Naar vlinders en vissen. Sprinkhanen en krekels. Naar eigenlijk alles wat beweegt en kronkelt. Naar alles wat pootjes heeft, vleugeltjes of vinnen.
Úren zat hij in de tuin. Of tegen een steil stukje Alpenweide.
Te staren naar een dikke oorworm of grote sprinkhaan die hij zelf gevangen had.
Of zich te concentreren op een nieuwe vangst voor in zijn insectendoosje.
Ondertussen.. staar ik nog steeds door het raam.
De toekomst inkijken kan niemand, maar door dit venster zie ik zowel heden als verleden ...
In één frame gevangen.
't Leuke ventje stapt eindelijk op zijn fietsje.
Het andere jongetje.. ik mìs 'em! Want dat jongetje,
hij is mijn grote held ...