Omringd door fakkeldragende soldaten verlaat Jezus de olijfgaard Gethsemane.
Het is inmiddels donker en koud. Uit angst óók opgepakt te worden, vluchten de discipelen en andere aanwezigen weg.
Eén van hen is een jongeman die uit paniek poedelnaakt wegrent om maar niet in handen van de soldaten te vallen. Hij laat in één van die soldatenhanden liever zijn avondhemd achter..
Eén van hen is een jongeman die uit paniek poedelnaakt wegrent om maar niet in handen van de soldaten te vallen. Hij laat in één van die soldatenhanden liever zijn avondhemd achter..
Jezus wordt meegenomen naar het huis van Kajafas, de hogepriester. Samen met nog een discipel volgt Petrus op veilige afstand het Joods-Romeinse arrestatieteam.
"Waarom antwoord U niet!?!", roept de hogepriester geïrriteerd.
Jezus zwijgt.
Dan staat Kajafas op en vraagt Hem: "Bent U de Messias, de Zoon van God?".
Jezus zegt: "Ik ben het.. en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en Hem zien komen op de wolken van de hemel".
De armzalige überschijnheil scheurt zijn kleren en zegt: "U hebt de Godslastering gehoord, waarvoor hebben wij nog getuigen nodig?!".
Het oordeel klinkt eensluidend: Hij is schuldig en verdient de doodstraf.
Jezus Christus, Gods Zoon, wordt belachelijk gemaakt.
Hij wordt uitgejouwd en bespot.
Sommige beginnen Hem zelfs te bespuwen.
Ze blinddoeken de Meester en slaan Hem in zijn gezicht.
God staat in de vorm van zijn Zoon voor de Raad.
Maar niemand begrijpt het.
De hoeders van de Wet; hun hart blijft koud.
Want de Wet is belangrijker dan God Zelf ..
Intussen hoort Petrus in Kajafas' tuin een haan kraaien. Hij stort van ellende inéén. Petrus heeft de Meester verraden, precies zoals Hij hem vertelde, waarschijnlijk nog geen 6 uur eerder ..
De volgende dag, in alle vroegte, komen de hogepriesters en Schriftgeleerden en het hele Sanhedrin bijeen. Hun besluit staat vast.
Jezus wordt vastgebonden en overgeleverd aan Pilatus.